Wat was de middelbare technische school (mts) voor onderwijstype?

De middelbare technische school (mts) is een variant van technisch onderwijs die in het verleden gevolgd kon worden door studenten. In 1910 werden in Nederland de eerste middelbare technische scholen opgericht. De uitgebreide (lagere) technische scholen (uts/ults) werden na verloop van tijd bij bij de middelbare technische scholen betrokken. De naam mts werd een algemeen bekende naam voor middelbaar technisch onderwijs in Nederland.

Rond 1990 werd echter duidelijk dat de middelbare technische scholen niet meer in te passen waren in het Nederlandse onderwijs. Dit had te maken met de toenemende wet- en regelgeving op het gebied van het bekostigen van opleidingen vanuit de overheid. Daarnaast zorgden de veranderende eisen op het gebied van kennis en vaardigheden er voor dat het onderwijstype zoals de mts niet houdbaar was in het Nederlandse onderwijs.

Vanaf 1990 werden de middelbare technische scholen geïntegreerd in het middelbaar beroepsonderwijs (mbo). Een diploma van een technische mbo-opleiding op niveau 4 kan worden vergeleken met een mts-diploma. De Wet Educatie en Beroepsonderwijs (WEB) zorgde voor een nieuwe fusiegolf. Hierdoor ontstonden de Regionale opleidingscentra (Regionaal opleidingencentrum) ROC’s. Meer dan vijfhonderd mbo’s werden samen gevoegd tot vijftig ROC’s.

Vakrichtingen
Middelbare technische scholen werden opgericht om leerlingen opleidingen aan te bieden in specifieke beroepsgroepen. De mts had in principe drie of in sommige gevallen vier verschillende vakrichtingen. Dit waren:

  • werktuigbouwkunde,
  • bouwkunde,
  • elektrotechniek,
  • procestechniek (niet op alle middelbare technische scholen)

Naast algemene middelbare technische scholen waren er ook specifieke ‘bijzondere’ vakscholen. Een voorbeeld hiervan is de instrumentmaker oftewel de Leidse instrumentenmakers school. Verder was bood de mts Schoonhoven een opleiding op het gebied van het ontwerpen en maken van sieraden en het verwerken van edelmetalen. Er waren ook diverse mts-en met een vakrichting autotechniek.

Op een mts kreeg de leerling drie jaar lang theorielessen en praktijklessen. Daarna volgde de leerling in het vierde jaar een stage in het bedrijfsleven. Tijdens dit stagejaar kon de leerling de kennis van de opleiding toepassen in een specifieke vakrichting.

Toelatingseisen voor de mts
Als leerlingen aan de mts een opleiding wilden volgens moesten ze voldoen aan toelatingseisen. Leerlingen die de lagere technische school (lts) hadden gevolgd en een diploma hadden vanuit de zogenoemde Theoriestroom of T-stroom voldeden aan de toelatingseisen van de mts. Lts-ers die geen diploma hadden vanuit de T-stroom konden soms ook toegelaten worden tot de mts via een bedrijfsschool. Ook een diploma van de mavo zorgde voor toelating tot de mts. Nadat een leerling de mts succesvol had afgerond gaf het mts-diploma de mogelijkheid om door te studeren.

De meest logische vervolgopleiding werd over het algemeen gevolgd aan een hogere technische school (hts). Verschillende middelbare technische scholen boden in het derde studiejaar extra theoretische diepgang door extra aandacht te besteden aan wiskunde en natuurkunde. Ook Engels en Nederlands werden extra bijgebracht aan mts-leerlingen. De reden voor dit verzwaarde theoretische pakket is de voorbereiding op de hts. Leerlingen die deel hadden genomen aan een theoretische pakket konden een voorbereidend jaar op de hts overslaan. Op de hts konden studenten de ingenieurstitel behalen.