Wanneer heb je recht op transitievergoeding volgens de Wet werk en zekerheid?

De Wet werk en zekerheid is in 2014 ontstaan en heeft tot doel de ontslagprocedures in Nederland, eerlijker, sneller en goedkoper te maken. De overheid wil met deze wet meer mensen uit de WW-uitkering houden. Daarnaast wordt de positie van flexwerkers op de arbeidsmarkt versterkt door de bepalingen in de Wet werk en zekerheid.

Volgens de Wet werk en zekerheid moet de werkgever een transitievergoeding betalen aan een werknemer als de arbeidsovereenkomst met de desbetreffende werknemer minimaal 24 maanden heeft geduurd. De werkgever hoeft echter niet in alle gevallen een transitievergoeding aan de werknemer te betalen. Het betalen van de transitievergoeding is alleen van toepassing als:

  • de arbeidsovereenkomst door de werkgever is op gezegd.
  • de arbeidsovereenkomst op verzoek van de werkgever is ontbonden.
  • de arbeidsovereenkomst eindigt van rechtswege op initiatief van de werkgever en er wordt niet aansluitend een nieuw contract door de werkgever verstrekt.

De transitievergoeding dient ook door de werkgever te worden betaald als de werkgever ernstig verwijtbaar heeft gehandeld of ernstig nalatig is geweest en dat daardoor:

  • de werknemer de arbeidsovereenkomst heeft opgezegd.
  • het contract op verzoek van de werknemer is ontbonden.
  • de werknemer op grond van de nalatigheid of verwijtbaar handelen van de werkgever er voor kiest om na een contractbeëindiging op basis van rechtswege geen nieuw contract met de desbetreffende werkgever te sluiten.

Wanneer treed de transitievergoeding in?
De Kantonrechtersformule (AxBxC) is afgeschaft per 1 juli 2015. Vanaf dat moment treed de transitievergoeding in er is namelijk door de overheid geen overgangsregeling benoemd.  De transitievergoeding is maximaal een bedrag van 75.000 euro of maximaal 1 jaarsalaris als dat bedrag hoger uitvalt dan 75.000 euro. Als de werknemer echter ernstig verwijtbaar heeft gehandeld hoeft de werkgever hem of haar geen transitievergoeding te betalen.

Bij de transitievergoeding wordt het uitgangspunt gehanteerd dat elke werknemer tot zijn of haar 10e dienstjaar 1/3 maandsalaris per jaar opbouwt. Na het 10e dienstjaar bouwt de werknemer een ½ maandsalaris per jaar op.